'Beperkt ingrijpen in groene leefomgeving goed voor mens en dier' - KAN bouwen

‘Beperkt ingrijpen in groene leefomgeving goed voor mens en dier’

Dit artikel verscheen eerder op stadszaken.nl

Hoe vergroot je de biodiversiteit en leefbaarheid in de stad? En hoe ontwerp je integraal waar natuurinclusiviteit een belangrijke rol in speelt? Architecten Piet Vollaard en Jacques Vink delen hun kennis die zij opschreven in het boek Stadsnatuur Maken. Zij waren aanwezig bij de masterclass Natuurinclusief Ontwerpen.

Architecten en auteurs Piet Vollaard en Jacques Vink weten als geen ander wat een natuurinclusief ontwerp betekent voor mens en biodiversiteit. Zij schreven Stadsnatuur Maken, een inspiratie- en voorbeeldboek voor natuurinclusief ontwerpen in de Europese stad. Ze roepen op tot leefomstandigheden uit de natuur in de stedelijke leefomgeving te integreren. Dit deden zij ook tijdens de masterclass Natuurinclusief Ontwerpen, georganiseerd door Stichting Steenbreek en de vakbladen Groen en Stedelijk Interieur.

‘Veel bewoners verstaan onder een tuin geen natuurlijke tuin waar biodiversiteit zijn gang kan gaan’, vertelt Vink. ‘Ze zijn het niet gewend, maar een leefomgeving waarin je maar beperkt ingrijpt in het groen om je heen is veel beter voor ons en de dieren.’ In sommige gevallen moeten we zelfs het groen letterlijk meer de stad in trekken, aldus Vink en Vollaard. Als voorbeeld noemen ze de Berlijnse Prinzessengarten, nomadische tuinen met allerlei soorten flora die niet in de grond zijn geworteld maar juist tijdelijk kunnen worden neergezet.

Vollaard en Vink pleiten voor meer natuurinclusieve ontwerpen voor wijk, buurt en stad. Daarvoor presenteren ze een stappenplan met zes belangrijke eisen voor zo’n ontwerp. Deze stappen samen geven antwoord op de vraag: hoe betrekken we bewoners bij het vergroten en het beheer van biodiversiteit?

Deelnemers werden daarnaast uitgenodigd door stedenbouwkundige Gijs van Valkenhoef voor een uitstapje naar de Wagenwerkplaats aan de noordzijde van de Amersfoortse spoorzone om over de zes eisen na te denken. Van Valkenhoef is de voorzitter van stichting Het Groene Spoor, dat als doelstelling heeft om een groene route te creëren tussen Eem en het Birkhovense Bos richting het westen. De groene Amersfoortse spoorzone moet zo aansluiten op de Utrechtse Heuvelrug om zo één groot parkgebied te vormen. Ook Hilversum zou later aansluiten.

‘’We willen een ketting van natuurinclusieve plekken die steeds meer ruimte krijgen des te verder ze van het stadscentrum af liggen,’ aldus Van Valkenhoef. Zijn stichting liet de Wageningen University en Research (WUR) een inventarisatie maken van eigenaren van de grond langs het spoor en welke mogelijkheden dit bracht voor een natuurinclusieve spoorzone. Enkele projecten zijn een klimaatbestendige Piet Mondriaanlaan, het Zonnebloemenspoor en het terrein van de Wagenwerkplaats. Dat laatste voormalige NS-terrein wordt de komende jaren de locatie voor 1200 woningen. Nu is het nog thuis voor diverse industriële en historische evenementen.

3-30-300-regel
Een initiatief voor natuurinclusieve gebiedsontwikkelingen zoals de Wagenwerkplaats begint bij bewoners zelf, vinden ook Vollaard en Vink. Vink noemt het Essenburgpark in Rotterdam als voorbeeld. Omwonenden benaderden ProRail met het verzoek om een stuk grond in de spoorzone als groenvoorziening te mogen overnemen. Een werkgroep met verschillende specialiteiten, waaronder architecten en ontwerpers, ontfermde zich over het ontwerp. Vink: ‘Het moet worden uitgewerkt met iedereen die het initiatief omarmt. En de gemeente moet dit soort initiatieven ook steunen.’

Een voorbeeld daarvan is de Tilburgse spoorzone. Het huidige Spoorpark begon als burgerinitiatief. De gemeente ondersteunt de groenvoorziening nu door het beheer op zich te nemen. In het geval van de stichting van Van Valkenhoef is de gemeente ook nauw betrokken, de bewoners en bedrijven in de werkgroep Het Groene Spoor nemen het aanleggen en beheren van de groenvoorzieningen op zich.

‘Initiatieven moeten daarbij nadenken over wat hun ambitieniveau is en wat ze met elkaar willen bereiken. Dan kan je denken aan de 3-30-300-regel. Dit houdt in dat je vanuit je eigen woning drie bomen of planten moet kunnen zien, dat 30 procent van je wijk groen is en dat iedereen binnen 300 meter van zijn of haar woning een groenvoorziening heeft liggen’, zegt Vollaard. ‘Maar denk ook na over hoe je condities creëert waarin de natuur zich op eigen kracht kan ontwikkelen.’

Van Valkenhoef: ‘Onze duurzaamheidsvisie is daarop ingericht. We streven naar meer energie maken dan gebruiken en meer aanwezigheid van groen, water en biodiversiteit. Ook vinden we dat het terrein gereinigd moet worden, nu liggen er nog restanten van NS-werkzaamheden en munitie dat is verspreid na het ontploffen van een wapenopslagplaats ten tijden van de Tweede Wereldoorlog.’

Puntensystemen
Een derde aandachtspunt is beleid- en regelgeving. Een voorbeeld daarvan zijn groene puntensystemen. Den Haag, Amsterdam en Delft werken daar mee. Bij de puntensystemen geldt dat er pas gebouwd mag worden als een gebiedsontwikkeling voldoet aan een groene score. Voor verschillende natuurinclusieve ingrepen kan de bouwer punten krijgen.

In Delft kunnen ontwikkelaars hun score verhogen met eigen ingebrachte ideeën. Maar volgens Vink is het vooral belangrijk om bij puntensystemen te waken voor de uiteindelijke doelstelling. ‘Anders krijg je dubbel zoveel nestjes voor vleermuizen en te weinig vergroening, terwijl dit een hoge score oplevert.’ Greenwashing is daarbij volgens Vink de valkuil.

Kwaliteitsslag voor de leefomgeving
Het vierde en vijfde punt uit het stappenplan sluiten bij elkaar aan. Natuurinclusieve ontwerpen vragen om een ander soort beheer, waar werkgroepen goed over na moeten denken. ‘Natuurinclusief vraagt vaak om meer deskundigheid. Zo kan je het risico lopen om alles gelijktijdig te snoeien, waardoor insecten voeding mislopen, zegt Vollaard.

Als je het beheer goed regelt, biedt het kansen voor natuureducatie. Vink: ‘Dat is punt vijf: integraal ontwerpen. Door op de juiste plekken natuurinclusiviteit toegankelijk te maken of te integreren, zoals op scholen in de stad, kan je overal in de buurt kinderen leren over de natuur.’

Het is een voorbeeld van de vele baten die natuurinclusieve ontwerpen met zich meebrengen, zegt Vollaard. Andere voorbeelden zijn de productie van bouwmaterialen, een andere rol voor stadsbeheer en een kwaliteitsslag voor de leefomgeving. ‘Natuurinclusief betekent betere luchtkwaliteit, meer welzijn voor omwonenden en educatie net voorbij je voordeur.’

In het plan van stichting Het Groene Spoor moet de omgevingsvisie voor de noordzijde van de spoorzone aandacht hebben voor die verschillende functies en integrale samenhang. Zo zien ze kansen om de huidige OV-hub van de NS, op loopafstand van Amersfoort Centraal Station, om te vormen tot een proeftuin voor deelmobiliteit.

‘Een mobiliteitshub, dat gebruik maakt van Mobility as a Service, moet laten zien hoe reizigers van de trein kunnen overstappen op een deelauto of kleiner deelvervoer’, zegt Van Valkenhoef. Ook duurzamere mobiliteit draagt volgens de stedenbouwkundige bij aan de natuurinclusiviteit van het gebied.