Wilde wadi's vangen water en zorgen voor biodiversiteit - KAN bouwen

Wilde wadi’s vangen water en zorgen voor biodiversiteit

Eigenlijk mist freelance-cafébaas Coen van Rooijen, in het dagelijks leven directeur van Woningbouwers.nl, zijn alcoholvrij biertje in het KAN-café dat slechts een keer per maand open is. Maar vandaag neemt hij met plezier een slokje water. Want niemand minder dan Floris Boogaard schuift aan, de specialist in het bergen van overvloedig water en al jaren onverdroten ijverend voor de aanleg van wadi’s in woonwijken.

Boogaard is van oorsprong Delfts civiel-ingenieur, opgeleid met grijze buizen. Al begin van de jaren negentig kreeg hij door dat ‘groen’ vaak beter dan ‘grijs’ kan dienen om water te bergen en af te voeren. In Duitsland stuitte hij samen met collega’s op het fenomeen ‘wadi’, een van oorsprong Arabisch woord dat ‘droge rivierbedding’ betekent. Plots kan er bij een stortbui veel water doorstromen. En precies dat is de functie van de moderne westerse wadi’s: het opvangen en bergen van een (stort)bui en het water vervolgens laten infiltreren in de ondergrond. Nederlanders verzonnen een treffend acroniem: waterafvoer, drainage, infiltratie.

De lessen van Floris Boogaard

  • wateropvang met wadi’s kan overal
  • liever een minder goed onderhouden wadi dan geen wadi
  • wadi’s werken ook tegen hittestress en droogte
  • inheemse bloemen en planten in de wadi zorgen voor meer biodiversiteit
  • neem bewoners mee bij de aanleg van een wadi, maak ze trots
  • combineer wadi’s met speelplekken: dat kan veilig en is goed voor de beleving

In Nederlandse steden zijn er intussen honderden. De Enschedese Vinex-locatie Ruwenbos was circa 25 jaar geleden de eerste. ‘Soms zijn wadi’s eenvoudige groene greppels’, zegt Boogaard, ‘vaker zijn ze geëngineerd met een onderliggende infrastructuur van drainagebuizen en infiltratiekratten. Je kunt een wadi eenvoudig herkennen aan de ‘slokop’ aan de uiteinden.’ Er is dan een kolk aangebracht die bij een al te drieste stortbui het water via een drainagebuis afvoert naar het oppervlaktewater.

Floris Boogaard zit wat nahijgend in het KAN-café, net terug uit Limburg voor overleg over de bestrijding van wateroverlast in het heuvellandschap met wadi’s. ‘Professor Wadi’, zoals hij door sommigen wordt genoemd, is een drukbezet man. Boogaard is onder meer lector Ruimtelijke Transformaties aan de Hanzehogeschool Groningen en onderzoeker bij het Global Center of Adaptation en bij waterkennisinstituut Deltares.

Onderwater zetten
Op een filmpje zien de KAN-cafébezoekers een verslag van een ‘rondje Nederland onderwater zetten’, zoals Boogaard zijn veldonderzoek noemt. Met plezier zet hij met studenten en vrijwilligers met een tankwagen de wadi’s onder water en meet dan cruciale zaken zoals de infiltratiesnelheid, biodiversiteit en mogelijke verontreiniging bijvoorbeeld uit dakgoten, die in bestaande wijken vaak nog met zink en lood zijn uitgevoerd. Daarnaast benut Boogaard het veldwerk voor interviews met omwonenden.

De infiltratiesnelheid – een maat voor hoe snel het regenwater door de bodem wordt opgenomen – is vaak het grootste twijfelpunt voor gemeenten of projectontwikkelaars om een wadi aan te leggen, merkt Boogaard. ‘De wadi moet liefst de volgende dag leeg zijn, om eventuele nieuwe buien op te vangen. Ook speelt bij veel omwonenden de angst dat een spelend kind verdrinkt. Tenslotte vrezen veel bewoners muggen als het water te lang blijft staan.’

Veilig en mugvrij
Wat blijkt uit het onderzoek, tot nog toe? ‘De ene wadi doet het beter dan de andere’, zegt Boogaard. ‘Maar zeker is dat 98 van de 100 wadi’s binnen één dag leeg zijn, van zware komklei in Zeeland, tot löss in Zuid-Limburg en van het zand op de Utrechtse Heuvelrug tot veenweidegebieden in Noord-Holland met een hoge grondwaterstand.’ Dit soort min of meer harde gegevens zouden de tegenargumenten moeten wegnemen. Wel is het zaak in het ontwerp goed rekening te houden met de omstandigheden. ‘Er is nog nooit een kind in een wadi verdronken. Desalniettemin: zorg voor overzichtelijke, ondiepe wadi’s met een flauwe talud waardoor kinderen er altijd uit kunnen kruipen.’

Muggen blijken niet van wadi’s te houden omdat het water er niet lang genoeg in staat. Boogaard: ‘Muggen zoeken eerder helofytenfilters of regentonnen op. Een mug heeft een permanent laagje water nodig om eitjes te leggen die na vijf dagen uitkomen.’

Goed om te beseffen is dat er altijd onzekerheden zijn. ‘Als er veel voetballende kinderen in een droge wadi spelen, kan het infiltrerend vermogen afnemen door dit meervoudig ruimtegebruik. En als het gras op het verkeerde moment is ingezaaid en minder goed aanslaat, neemt de beworteling en daarmee de infiltratie af.’ Maatwerk blijft het ook. Enige overlast van water moeten we accepteren. We moeten wel vermijden dat veiligheidsdiensten niet door een onder water gelopen tunnel kunnen.

Climatescan
De onderzoeksgegevens van het onderzoek staan op Climatescan, waarop overigens projecten uit heel Europa en de wereld worden beschreven, met spectaculaire foto’s.

In Climate-Cafés worden eerst lokaal resultaten uitgewisseld. Het uiteindelijke doel is om te komen tot gecertificeerde nationale richtlijnen en standaarden voor de aanleg van wadi’s.

Waterplein in Zaltbommel

Wilde wadi
Floris Boogaard signaleert bovendien dat ook slecht onderhouden wadi’s hun werk doen. ‘Er is een duidelijke trend naar minder onderhoud aan wadi’s. De 26x per jaar strak gemaaide ‘gazon-wadi’ maakt plaats voor de twee keer per jaar gemaaide wildere natuurvriendelijke wadi met veel bloemen, insecten en inheemse planten. Dat zorgt niet alleen voor meer biodiversiteit maar ook voor een betere doorworteling en dus ook betere infiltratie.’

Voor meer binnenstedelijke gebieden bieden waterpleinen en ‘raingardens’ soelaas om een hoosbui te bergen. Raingardens zijn kleine compacte plantvakken die in stenige binnensteden water opvangen, en zo droogte en hittestress bestrijden. ‘Daar gaan we ook landelijke richtlijnen voor ontwerpen.’

Rotterdam is nationaal kampioen met bijna tien waterpleinen waar stedelijk regenwater wordt opgevangen, met afgekoppelde regenpijpen. Na twee dagen wordt het water naar de singels gepompt. Boogaard toont ook een fraai voorbeeld van een waterplein in Zaltbommel met een infiltrerende zanderige bodem.

In Malmö (Zweden) is 35 jaar geleden al een waterplein aangelegd.  De invalshoek was daar nog niet de klimaatverandering, maar de achterstandspositie van de wijk. Boogaard verbaasde zich over de lange adem van dat waterplein, dat op de rand beschikt over een skate-ramp. ‘Bewoners mochten er zelf aan mee-ontwerpen. Ik trof een jongen die mij precies uitlegde hoe het water weg kon stromen en wat zijn vader daar twintig jaar geleden aan heeft bijgedragen.’

Het is wellicht een les voor Nederland om ook het sociale aspect een plaats te geven. ‘Een wadi is niet alleen een milieutechnische voorziening, het staat ook in een leefomgeving waar mensen wonen. Hun mening is daarom alleen al belangrijk. Als onderzoeker leg ik ze vaak uit hoe de wadi werkt. Veel mensen hebben er geen benul van. Maar als je tenminste één ambassadeur in de wijk hebt, dan zie je later foto’s van spelende kinderen of wadi’s die helemaal onder water staan en een wijk die gevrijwaard blijft van wateroverlast na stortbuien. Dan geniet ik van deze citizen science.’

Tekst: René Didde