De oude eco-wijk spoelt de toiletpot nog steeds met regenwater - KAN bouwen

De oude eco-wijk spoelt de toiletpot nog steeds met regenwater

In steeds meer nieuwbouwprojecten klinkt de roep om regenwater te benutten als toiletspoeling. In de Amsterdamse wijk die is gebouwd op het voormalige Gemeentelijk Waterleidingbedrijf functioneert zo’n systeem al sinds 1997. Wat zijn de lessen? Een regenwaterexpertisecentrum dat ook onderhoud uitvoert of coördineert zou ons enorm hebben geholpen, aldus Michel Hartman, ‘een beetje zoals het Nationaal Dubo-centrum indertijd’.

De voortdurende najaarsbuien geven het hele land een troosteloze aanblik. In een van de eerste autovrije eco-wijken van Nederland, op het terrein van het voormalige Gemeentelijk Waterleidingbedrijf (GWL) in Amsterdam-West, gaat Michel Hartman voor in een korte excursie langs de zeventien woonblokken, waarvan de twee grootste en hoogste van negenhoog, via achthoog aflopend tot vierhoog fungeren als een geluidswal voor de drukke Haarlemmerweg. Trots laat de oorspronkelijk bewoner de tachtig ‘nutstuinen’ zien waar bewoners bloemen, groenten of kruiden telen. Langs de randen staan appelbomen. ‘Elk najaar oogsten we de appels en maken we voor de hele wijk appeltaart’, zegt Hartman.

De lessen van het GWL-terrein

  • Al meer dan 25 jaar toiletspoeling met regenwater in GWL-wijk Amsterdam;
  • Onderhoud en energie van filters en pompen worden betaald door de besparing op drinkwater;
  • Minder wateroverlast op straat tijdens overvloedige regen;
  • Doorgeven van kennis over onderhoud en gebruik is cruciaal.

De overvloedige regen loopt in verlaagde gootjes weg naar de Waterleliegracht die centraal door de wijk loopt. Veel regen wordt echter opgevangen op de daken. Op de twee hoogste gebouwen voeden ze de sedumdaken. Op veertien lagere blokken dient het regenwater als toiletspoeling.

Huismussen tsjilpen en ook de koolmeesjes trekken zich niks aan van de buien. Een grote duif ziet het gekrakeel stoïcijns aan. ‘Dit alles komt door gierzwaluwkasten die de mussen indertijd koloniseerden’, wijst hij naar een tiental ronde openingen in de kopse kant van zijn appartementsgebouw. ‘Zelfs in de jaren dat de huismus het uiterst moeilijk had in de stad, handhaafde zich hier al die tijd toch mooi een flinke kolonie’, zegt Hartman, boekhouder van beroep en vogelteller als hobby. Hij was ook jarenlang betrokken bij het technisch overleg in de wijk, waaronder het hergebruik van regenwater voor toiletspoeling.

Dit is niet een nieuwbouwcomplex waar moderne snufjes van het ‘klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen’ zijn toegepast, nee, we staan hier in een van oudste ‘ecowijken’ van Nederland, opgeleverd in 1997. Even afgezien van de regen, is dit een oase van rust. Nergens is een auto te bekennen in de wijk met een hoge dichtheid van 100 woningen per hectare. Overal groen en dat al meer dan 25 jaar, toen het woord ‘tegelwippen’ nog niet bestond.

En in de meeste appartementsgebouwen fungeert het regenwatersysteem nog steeds als toiletspoeling. We lopen tussen de opvallend oranjerood gekleurde baksteengebouwen waar ondanks de regen op steigers onderhoud wordt verricht.

Communicerende vaten
We komen aan bij blok 12, waar Hartman in 1997 één van de 19 koopappartementen betrok. Het gaat vandaag niet om de overdekte ‘binnenstraat’ waar daglicht binnenvalt op de drie- en vierkamerwoningen. We komen voor de twintigste berging, net onder het maaiveld. Negentien zijn er voor de bewoners, de twintigste is collectief bezit. Hartman opent de deur en in de kleine ruimte ontwaren we vier kolossale groen gekleurde watertanks. Elders wordt het regenwater naar ondergrondse betonnen tanks gevoerd.

Hij slaat met zijn hand op de tanks, die onderling via een pijpje zijn verbonden. Dreigt één tank leeg te raken, zorgt een vlotter voor aanvulling uit de volgende. Het doffe geluid wijst erop dat ze alle vier tsjokkievol water zitten. Via een leiding wordt het regenwater van het dak naar de tanks gevoerd. Opeens slaat een pomp aan. ‘Ah, er is net iemand naar toilet geweest’, zegt Hartman. De pomp stuurt subiet water naar boven om het desbetreffende Gustavsbergtoilet te spoelen. Die was indertijd (en is nog steeds) met 2,5 tot 4 liter gebruik uiterst spaarzaam.

Doordat de tanks, totaal 8000 liter, als communicerende vaten fungeren, kunnen de bewoners ruim honderd keer doorspoelen. Als de tanks droog komen te staan, worden ze gevuld met schoon water uit de drinkwaterleiding.

Het is systeem is in principe eenvoudig. Doordat de tanks, totaal 8000 liter, als communicerende vaten fungeren, kunnen de bewoners ruim honderd keer doorspoelen. ‘Als de tanks droog komen te staan, worden ze gevuld met schoon water uit de drinkwaterleiding’, wijst Michel Hartman op een andere leiding, waar een watermeter aan is verbonden. Doordat hij de meterstanden bijhoudt, zag hij enkele jaren geleden dat er ergens een verstopping moest zijn. ‘De watermeter wees uit dat er schoonwater werd gebruikt, terwijl een paar tanks nog vol regenwater zat.’ De verstopping werd gevonden, gerepareerd en het systeem functioneert nog steeds.

Historische relikwieën
Michel Hartman sluit de berging en we lopen terug door de wijk, in de richting van het paradepaard van het GWL-terrein dat naast ‘ecowijk’ ook wel ‘waterwijk’ wordt genoemd. Elke straatnaam begint met ‘Water’ in de zes hectaren tellende wijk met 600 woningen waarvan de helft koop en de helft huur. Hier draait het namelijk al meer dan 150 jaar om water. We drinken een pittige espresso in Grand-café Amsterdam dat zetelt in het monumentale Machinepompgebouw waar het Amsterdamse drinkwater uit de Waterleidingduinen (Kennemerduinen) bij Zandvoort via een leiding aankwam in waterkelders en van daaruit de stad werd ingepompt.

Uit respect voor de historie zijn meer relikwieën bewaard gebleven, soms deels. De enorme waterkelders zijn uiteraard gesloopt, maar in het Toegangshuisje is een stukje van het draaiwiel bewaard gebleven waarmee het water in de kelders werd doorgelaten. Het huisje zelf is intact. Het geldt nu als een ontmoetingsruimte voor de buurt en is tevens het domicilie van de buurtbeheerder.  Ook het oude Ketelhuis is bewaard gebleven, in 2003 gekocht door 9 bewoners, verbouwd tot het kleinste hotel (48 m²) van Amsterdam. Markant symbool tenslotte is de Watertoren, relatief modern (1965).

Storingen, lekkages en verstopping
Het regenwatercircuit functioneert nog in elf blokken, vertelt Hartman. De hoogste gebouwen hebben te weinig dakoppervlak om voldoende water op te vangen voor de spoeling van alle woningen – vergelijk het met zonnepanelen op hoogbouw. Daar is indertijd gekozen voor sedumdaken. ‘Drie blokken met koopappartementen zijn in 2011 gestopt’, herinnert hij zich. ‘Er waren te veel lekkages in de bergingen. Bij één blok waren er voortdurend storingen met de pomp.’

Ook verstopte filters vormden een probleem, of het verstopt raken van een leiding, zoals hij zelf ondervond. ‘Je moet die filters ongeveer een keer per drie maanden schoonmaken. Hoewel op het dak grof materiaal als takjes, steentjes, blad en vogelpoep wordt afgevangen, slibt er toch zand en fijn materiaal door.’

Goede kennisoverdracht doorslaggevend
Het doorgeven en daarmee behouden van deze cruciale kennis noemt Hartman doorslaggevend voor het welslagen van regenwatersystemen in de nieuwbouw van nu. ‘De filtersystemen van tegenwoordig zijn wel geavanceerder, maar ze zullen onderhoud en regelmatig schoonmaken behoeven’, zegt hij. Vergelijk het met je vaatwasmachine. Als je ziet dat de borden minder schoon zien, ga je zoeken, en stuit je op een vettig filter.

Regenwater is niet zichtbaar, en de toiletpot is natuurlijk al helemaal geen sexy onderwerp.

En dat is een tweede probleem met het toilet. ‘Regenwater is niet zichtbaar, en de toiletpot is natuurlijk al helemaal geen sexy onderwerp’, zegt hij. ‘Ik merk dat mensen me glazig aankijken als ik uitleg hoe het regenwatersysteem werkt.’ Het natuurlijk verloop door verhuizingen en wisselingen in VvE-besturen komt kennisoverdracht en ontwikkeling vanzelfsprekend niet ten goede. En ook het enthousiast doorvertellen van het verhaal hapert dan. Evenmin helpt het dat alle 17 woonblokken een eigen VvE hebben en er (eerst vijf, nu) drie woningcorporaties in de wijk zijn. ‘Iedereen is voortdurend het wiel opnieuw aan het uitvinden.’

Bij zijn eigen woonblok is er wél een onderhoudscontract voor de pompen, maar niet voor de filters en de rest van het systeem. ‘In geval van problemen komt het dus voor dat partijen naar elkaar wijzen.’

Apart loket inrichten
Een tip voor toekomstige projecten zou zijn om een apart digitaal infoloket voor grijswater- en regenwatersystemen in te richten. Dat zou gemakkelijk landelijk kunnen. ‘Dan blijven eigenaar-bewoners, woningcorporaties en installateurs up-to-date en kunnen problemen door gespecialiseerde bedrijven sneller aan het licht komen en opgelost’, zegt Michel Hartman, ‘een beetje zoals het Nationaal Dubo-centrum indertijd.’ Mogelijk is hier een rol voor Milieu Centraal weggelegd. En in de opstartfase, een combinatie van drinkwaterbedrijven met de bouw- en installatiesector die ervaringen en praktijkprojecten bundelen.

Ook de hernieuwde aandacht voor water door de klimaatverandering speelt een rol in het benadrukken van het belang van een ‘tweedehands’ watercircuit. Gebruik van regenwater dempt immers de overlast in de moessonmaanden en bestrijdt het watertekort in de droogtemaanden.

Regenwater is het waard, vindt Hartman. ‘Als toiletwater is het briljant. Leidingwater kost geen drol, maar toch sparen wij in ons blok de kosten voor onderhoud en reparatie van vaten en pompen uit door besparing op drinkwater als toiletspoeling.’

En het is nu beslist geen kommer en kwel, zegt hij. ‘Nieuwe bewoners in mijn blok zeiden de afgelopen weken ‘Michel, het water in mijn toilet is niet helemaal helder, dus het regenwatersysteem werkt’, en ze zeiden het met trots. En een contactpersoon van Rochdale vertelde vorige maand dat de corporatie het regenwatersysteem absoluut draaiende wil houden ‘want het hoort bij onze ECO-wijk.’ Kijk, zo hoort het.’

Meer weten over het onderwerp drinkwater? Klik op de tag ‘drinkwater’ voor een overzicht van alle artikelen hierover.

Tekst: René Didde