KAN Café met Harry Boeschoten: "De natuur kent geen grenzen" - KAN bouwen

KAN Café met Harry Boeschoten: “De natuur kent geen grenzen”

Het KAN Café belicht niet alleen inspirerende projecten, we gaan ook in gesprek met gasten die gespecialiseerd zijn in de praktijk van klimaatadaptief en natuurinclusief ontwikkelen en bouwen. Harry Boeschoten is Programmadirecteur Groene Metropool bij Staatsbosbeheer. Hij is een echte verbinder, die ‘het groene netwerk’ tot een begrip heeft gemaakt bij gebiedsontwikkeling.

Op 4 maart is het KAN Café te gast bij WoningBouwersNL. Coen van Rooyen opent het gesprek aan de hand van deze drie prikkelende stellingen:
– Staatsbosbeheer is feitelijk een recreatiebedrijf;
– Als er een miljoen huizen bij moeten, dan ontkomen we er niet aan dat er bossen verdwijnen in Nederland;
– Ieder groen dak is waardevol.

De toon van het gesprek gezet, waarna er een bruggetje wordt gemaakt naar de actualiteit: houtbouw. Bouwen met hout is niet langer een Scandinavische hobby. Natuurlijke bouwmaterialen, van hout tot kalkhennep en lisdodde, zijn inmiddels ook in Nederland hip en sexy. Harry Boeschoten memoreert dat Staatsbosbeheer ooit is opgericht voor de houtproductie en dat die cirkel nu in feite rond is: “Er is momenteel een herwaardering van hout als bouwmateriaal, en Staatsbosbeheer is onder andere houtproducent, dus wij bekijken nu hoe we aan deze ontwikkeling kunnen bijdragen.”

Coen van Rooyen wil weten of Staatsbosbeheer meer dan alleen bouwmaterialen in de aanbieding heeft. We zitten immers met een enorm woningtekort. Waar gaan we al die nieuwe woningen – houtbouw of niet – straks neerzetten? Beschikt Staatsbosbeheer wellicht over gronden die geïntegreerd kunnen worden in nieuwe stedelijke ontwikkelingen? Het antwoord is ja. Boeschoten noemt de Westrand van de Haarlemmermeer als voorbeeld: “Daar had ooit een uitgestrekt groen recreatiegebied moeten komen, maar het Rijk trok op een gegeven moment haar bijdrage terug, waardoor dat gebied niet werd ‘afgemaakt’. Toen zijn wij in gesprek geraakt met de gemeente Haarlemmermeer en met de ontwikkelaars die in dat gebied actief zijn. We wilden de losliggende percelen die wij beheren in het stedelijke ontwikkelingsproces inbrengen, waardoor je een betere ‘groene dooradering’ krijgt van de nieuwe ontwikkeling bij Nieuw-Vennep en Lisserbroek.”

Groene netwerken
Harry Boeschoten is pleitbezorger van groene netwerken: het idee dat je de plekken waar de natuur haar gang mag gaan zoveel mogelijk met elkaar verbindt. Of het nou gaat om groene daken, plantsoentjes, sportaccommodaties, begraafplaatsen of groene recreatiegebieden. Coen van Rooyen wil weten of een strikte inbreidingsagenda, in de zin van ‘we plaatsen een hek rondom de stad’ al dan niet botst met dat idee van groene netwerken.

“Het lijkt mij een goed uitgangspunt dat je zoveel mogelijk binnenstedelijk probeert te realiseren. De Merwedekanaalzone in Utrecht is een mooi voorbeeld van wat er kan,” vindt Boeschoten. “Als je dan bij zo’n binnenstedelijke ontwikkeling streeft naar een groen netwerk, is het vooral van belang dat je er zo vroeg mogelijk mee aan de slag gaat, dus op het eerste A4-tje al. En als je toch buiten de stad gaat bouwen, maak er dan geen pietluttig schaamrandje van, maar neem dan ook echt de ruimte om er een goede, groene, klimaatadaptieve stadsuitbreiding van te maken.”

Q & A
De eerste publieksvraag komt van Paul Splinter (ERA Contour). Hij wil weten of Staatsbosbeheer ook partner kan zijn bij ontwikkelingen als er geen grond in beheer is naast of nabij de ontwikkelgebieden. Om zijn antwoord te illustreren pakt Harry Boeschoten een kaart van de Zuidrand van Utrecht erbij. Op de kaart zijn vier woningbouwlocaties te zien (rood) en vier groene gebieden (geel).

Topografische ziekte
 “Wat je in de praktijk ziet, is dat er een neiging bestaat om al die locaties los van elkaar te beschouwen. Dat noem ik ook wel de ‘topografische ziekte’: mensen die niet verder kijken dan de grens van hun eigen domein. Dat kan een gemeentegrens zijn, een projectgrens, een eigendoms- of een beheergrens. Staatsbosbeheer zegt dat je dergelijke gebieden veel meer met elkaar zou moeten verbinden. Dus aan de Zuidrand van Utrecht bijvoorbeeld het hele gebied van polder Rijnenburg tot aan Odijk. Staatsbosbeheer heeft her en der in dat gebied enkele gronden in beheer, maar het is ons er vooral om te doen dat we het gebied als één groot geheel gaan zien. Zowel bestaand als nieuw te ontwikkelen areaal. Stel dat polder Rijnenburg ooit bebouwd zal worden – niemand sluit dat uit, maar de gemeente Utrecht zegt nu ‘voorlopig nog niet’ – dan vindt Staatsbosbeheer dat je een principebesluit zou moeten nemen over de ontwikkeling van zo’n polder, en dat je nu al zou moeten beginnen met het planten van bomen. Het beste moment om een boom te planten is immers dertig jaar geleden. Het op één na beste moment is nu.”

Hortensia Annabelle
Bregje Vermeulen (Projectmanager Ruimte bij gemeente Renkum) vraagt of het geen goed idee is om beter samen te werken als het gaat om opwaarderen van ‘niet hoogwaardige’ natuur naar meer hoogwaardige natuur. Harry Boeschoten is daar beslist een voorstander van. “Neem bijvoorbeeld de gemeente Den Haag. Die ligt deels in een duinlandschap en deels in een polderlandschap, maar toch vind je er dezelfde standaard plantsoentjes die je ook aantreft in Leeuwarden of in Enschede. De gemeente Den Haag zou bijvoorbeeld richting de kust de natuurlijke onderlegger van het duinlandschap kunnen gebruiken bij het inrichten van het openbaar groen. En zelfs in de privéruimte zou zo’n aanpak meer richting geven. We zien bijvoorbeeld dat mensen heel enthousiast zijn over Operatie Steenbreek: tegeltje eruit, plantje erin. Maar het maakt nogal wat uit welk plantje erin gaat, want als we de hele stad vol zetten met Hortensia Annabelle, ecologisch gezien een non-plant, dan hebben de Haagse bijen daar helemaal niks aan. Maar als je al je groene acties in het teken zet van de versterking van ‘Haagse duin-stadsnatuur’, dan thematiseer je de vergroening en bouw je aan een echt groen netwerk.”

Vooruitblik
Coen van Rooyen wil ter afronding weten welk advies Harry Boeschoten na de verkiezingen zou meegeven aan een eventuele minister van Wonen, als het gaat om klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen. “Het Rijk heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan een Nationale Omgevingsvisie, de NOVI. Daarin staan alle relevante thema’s benoemd,” vindt Boeschoten. “De NOVI heeft wél een vervolgstap nodig, want op dit moment is alleen het Rijk eraan gebonden. Er wordt in feite alleen gestuurd op basis van een goed idee, maar wat ontbreekt is de doorwerking naar provincie, gemeente en waterschap. Een minister van Ruimte zou daarvoor kunnen zorgen door te bepalen wat de nationale kaders worden. Onze visie op de Groene Metropool is geland in de NOVI, dus als een toekomstige minister zich daar ook aan verbindt, bijvoorbeeld via een NOVI-Extra, dan ben ik zeer tevreden.”

KAN Café april
Hielke Bos deed met een team vanuit Deloitte Real Estate een verkenning naar financiële instrumenten voor klimaatadaptief bouwen. Het verkennende rapport uit mei 2020 werd vervolgd met een pilotfase waarin de werking en haalbaarheid van de instrumenten nader is onderzocht in vijf gebiedsontwikkelingsprojecten. Recentelijk zijn de lessons learned uit de pilotfase beschikbaar gekomen voor een breed publiek. Hielke Bos zal hierover vertellen tijdens het derde KAN Lunchcafé, dat plaatsvindt op 1 april van 13:00 tot 14:00.

Direct aanmelden voor het KAN Lunchcafé met Hielke Bos