Merwedelab: Unieke samenwerking natuurinclusief ontwerpen en bouwen - KAN bouwen

Merwedelab: Unieke samenwerking natuurinclusief ontwerpen en bouwen

Dit interview met ecoloog Maikel Aragon van den Broeke (TAUW BV) verscheen eerder op Merwede.nl

Wat is de Merwede biotoop en hoe zorg je ervoor dat deze biotoop in de gebiedsontwikkeling van Merwede een plek krijgt in de plannen? Merwedelab vroeg aan ecoloog Maikel Aragon van den Broeke van TAUW BV om ontwikkelaars te helpen met het concretiseren van de ecologische bouwstenen voor Merwede. In dit interview lees je over zijn ervaring hiermee en visie op natuurinclusief bouwen.

Wat is de link tussen een ecoloog en gebiedsontwikkeling?
Als ecoloog op het gebied van biodiversiteit is mijn wensbeeld dat we ons landschap wat gevarieerder en groener gaan inrichten. En niet al het groen maar weghalen omdat dit makkelijker of goedkoper is. Uiteindelijk gaan we daarop terugkomen. We hebben groen gewoon hard nodig. Ik weet dat er in Nederland een hele hoge druk op de ruimte ligt, maar toch ben ik ervan overtuigd dat we die ruimte het beste zo groen mogelijk kunnen inrichten. Gebieden zo natuurinclusief mogelijk helpen ontwerpen is mijn werk.

Achtergrond Merwedelab
Het Merwedelab is een gezamenlijk initiatief van de gemeente Utrecht en de projectontwikkelaars van de nieuwe Utrechtse stadswijk Merwede. Het doel is om toepasbare innovaties te vinden om de ambitieuze, duurzame doelstellingen van Merwede waar mogelijk te verbeteren. Het lab richt zich op vier belangrijke thema’s: Duurzame energie, Circulair Bouwen, Social Design en Gezond Stedelijk Leven. Een mooi voorbeeld van de rol van Merwedelab is het initiatief voor de samenwerking tussen stadsecoloog Gideon Vreeman, adviseur biodiversiteit Maikel Aragon van den Broeke van TAUW BV en de ontwikkelaars. Met als resultaat een ecologisch inrichtingsplan op wijkniveau, waarbij één adviseur aan tafel zit bij alle partijen om een zo groot mogelijke impact voor het gehele gebied te kunnen realiseren.

Ontwikkelaars betrokken bij de ontwikkeling van Merwede
Lingotto, JaJo (Janssen de Jong projectontwikkeling), 3T Vastgoed, Synchroon, gemeente Utrecht, Greystar, G&S vastgoed, Round Hill Capital, AM Gebiedsontwikkeling, Boelens de Gruyter, BPD Gebiedsontwikkeling.

Met welke vraag benaderde Merwedelab jou?
Daarvoor moeten we eerst even terug naar vorig jaar zomer. We hebben toen een opdracht uitgevoerd voor de gemeente Utrecht dat leidde tot het rapport Utrechtse bouwstenen voor natuurinclusief ontwerpen en bouwen, waarbij een bouwsteen een onderdeel van het leefgebied van een soort is. Op basis van die opdracht ben ik via stadsecoloog Gideon Vreeman door de programmamanager van het Merwedelab, Mirjam Schmull, benaderd. Ze vroeg mij om een presentatie te geven aan de ontwikkelaars van Merwede om nut en noodzaak van natuurinclusief ontwerpen en bouwen toe te lichten. Daar reageerden de ontwikkelaars heel enthousiast op. Ze zagen wat er concreet kon en moest gebeuren. Het balletje is gaan rollen. Daarna kwam de hulpvraag van Mirjam om de ontwikkelaars te helpen bij het concretiseren van de Big Five van het Merwedebiotoop en het bepalen van ecologische bouwstenen voor Merwede. Op basis van soortgegevens, literatuur en onze ervaring en expertise maakten we een systeemgericht natuurinclusief ecologisch plan.

Een natuurinclusief ecologisch plan, hoe werkt dat?
Stel dat je in de woestijn een supermarkt, een laadstation en een woonhuis neerzet. Maar verder is er helemaal niks. Er is geen weg er naar toe. Geen voedselvoorziening, geen schuilplaats tegen de zon. Dan zal niemand daar gaan wonen. Zo werkt het voor diersoorten ook. Je moet voldoen aan alle eisen voor een leefgebied voor een specifieke soort. Je moet zorgen dat er voldoende voedsel aanwezig is. Je moet zorgen voor verblijfplaatsen. Je moet zorgen voor goede verbindingen van het ene naar het andere gebied. Je moet zorgen voor variatie en veiligheid. Dat noem ik de vijf v’s. Dus als we iets ontwerpen voor soorten moeten we aan al die elementen voldoen. Dat is een flinke opgave en daarvoor heb je per soort een plan nodig. Zonder goed plan zullen die soorten alleen sporadisch of niet gaan verschijnen. En uiteindelijk is dat natuurlijk zonde van de investering en draagt het ook niet bij aan gezondere populaties.

Wat houdt het concretiseren van de natuurinclusieve ambities van de nieuwe stadswijk Merwede in Utrecht precies in?
Natuurinclusieve ambities verwijst naar de ambities die in het stedenbouwkundige plan voor Merwede zijn vastgelegd. Het ‘groen, tenzij’ principe houdt in dat Merwede groen wordt ingericht, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om het niet te doen. Daar hoort de creatie van een Merwede biotoop met een Big Five bij. Dat zijn vleermuizen, zangvogels, egels, bijen en vlinders. Nu is die egel wel een concrete soort, maar die andere niet. Er zijn vele soorten zangvogels, bijen, vlinders en vleermuizen. De ene vleermuis heeft bijvoorbeeld een heel andere verblijfplaats nodig dan de andere. Concretiseren gaat dan in eerste instantie over de vraag: ‘Welke doelsoorten wil je nu echt in de wijk Merwede hebben en is dat ook realistisch?’ En vervolgens gaat het over de vragen: ‘Wat hebben die doelsoorten dan vooral nodig aan elementen? En in welke mate? Moeten er twintig verblijfplaatsen of tweehonderd verblijfplaatsen gemaakt worden om een gewenste dichtheid per soort te krijgen? Dus wat moet er dan uiteindelijk gemaakt worden in de wijk?

Maikel Aragon van den Broeke (TAUW BV)

Waarom is het concreet maken van deze ambities nodig?
In algemene zin wordt op dit moment vaak ontworpen en gebouwd met de goede intenties, maar de effectiviteit van natuurinclusieve maatregelen laat te wensen over. Zo wordt er bijvoorbeeld netjes een mussenkast in een pand geïntegreerd, maar voor die mussenkast ligt open water of zelfs asfalt. Dan heeft die mus niet de elementen die hij nodig heeft. Die mussenkast zal dan waarschijnlijk leeg blijven. En dat is zonde.

Hoe ziet het proces eruit voor Merwede?
Het is een driestappenplan. De eerste stap was in overleg met de stadsecoloog van de gemeente de doelsoorten bepalen voor Merwede. Daar waren we vrij snel uit. Het zijn acht doelsoorten geworden die haalbaar en realistisch zijn in deze stedelijke omgeving. De tweede stap was bepalen wat deze doelsoorten nodig hebben aan elementen. En dat ook echt kwantitatief maken. Je hebt bijvoorbeeld een X aantal specifieke planten nodig als waard- of voedselplant voor één individu. Dan kun je ook berekenen hoeveel je er in totaal nodig hebt voor de gewenste dichtheden per soort. De uitkomsten van stap 2, de totaalopgave, gelden voor het hele gebied. Dus zowel de bouwblokken als de openbare ruimte. Vervolgens hebben we per bouwblok de (ecologische) opgave bepaald. Dit werken we samen met de ontwikkelaars in stap drie uit tot ecologische inrichtingsplannen.

Waar staan jullie op dit moment in het project?
Nu zijn we met stap drie bezig. Daar werk ik vooral adviserend. De ene ontwikkelaar is al behoorlijk ver, waarbij er soms zelfs een ecoloog in dienst is. In zulke gevallen word ik alleen gevraagd om het een en ander te toetsen. De partijen die minder ver zijn en geen ecoloog ingeschakeld hebben, stellen meer specifieke vragen aan mij. Vooral gebaseerd op de opgave die we in stap twee hebben bepaald. Zo kan ik bijvoorbeeld aangeven of een bijenverblijf dat opgenomen wordt in een plan daar goed staat of dat er een andere plek beter is vanwege zon en oriëntatie. Een deel van de partijen is nog niet zo ver. Het is de bedoeling in de komende maanden ook bij hen coöperatief aan tafel te zitten.

Hoe ervaren jullie de samenwerking met de ontwikkelaars van Merwede?
Ik vind het fantastisch om met de ontwikkelaars samen te werken. Aan de ene kant is er nog veel onwetendheid op dit vlak, maar er is tegelijkertijd veel bereidheid om er wat mee te doen. De onwetendheid kunnen we (grotendeels) wegnemen. En die bereidheid is fantastisch. Ontwikkelaars en architecten willen echt weten wat ze aan het doen zijn en waarvoor ze het doen. Dat merk je door de vragen die er gesteld worden. Er zijn zelfs plannen die ik voor mijn neus krijg, die er al goed uitzien, zonder dat ik er nou veel aan gedaan heb. Natuurlijk zie ik ook wel wat verschillen tussen de ontwerpers. Laatst sprak ik een landschapsarchitect die wild enthousiast was en die eigenlijk nog meer wilde inpassen in het plan dan er gevraagd werd. Maar ik hoor ook wel het andere geluid. Zo van: ‘Zo veel verblijfplaatsen in de gevels? Is dat wel nodig?’ In dat laatste geval probeer ik aan te geven dat deze hoeveelheden gewoon nodig zijn om de kans zo groot mogelijk te maken dat er gezonde populaties van verschillende soorten in de nieuwe stadswijk Merwede gaan ontstaan.

We hebben niet eerder zo concreet en op dit detailniveau samengewerkt met ontwikkelaars.

Wat maakt deze opdracht uniek ten opzichte van vergelijkbare projecten?
Het is de combinatie van het detailniveau en de nauwe samenwerking met én de stadsecoloog én de ontwikkelaars. We hebben niet eerder zo concreet en op dit detailniveau aan natuurinclusief bouwen (samen)gewerkt met ontwikkelaars. Vaak blijft het bij een advies op hoofdlijnen. Je geeft aan waaraan ze moeten denken en in sommige gevallen geef je een maatregelenlijst mee waaruit ze kunnen kiezen. Hier gaan we per doelsoort heel erg de diepte in. En dat in samenwerking met alle eigenaren, architecten en landschapsarchitecten. Dus deze manier van werken is best wel revolutionair. Zie het als een groot, maar wel goed uitgedacht, experiment. We zijn heel benieuwd wat het gaat opleveren. De wens en de noodzaak om te monitoren wanneer e.e.a. is gerealiseerd is er zeker.

Welke geleerde lessen zijn belangrijk om te delen met de wereld?
Ik denk dat het belangrijk is dat je in eerste instantie hoge ambities op het gebied van natuurinclusief ontwerp en bouwen moet vaststellen en die vervolgens ook hoog moet houden. Regelmatig zijn de ambities op het gebied van natuur hoog aan het begin van een project, maar dan komen er allerlei eisen en randvoorwaarden waardoor er van natuur wat afgesnoept wordt. Men realiseert zich niet wat het betekent als je gaat snoepen van die ambitie. Mijns inziens betekent dat een verminderde leefbaarheid, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Waarom zou je dat willen? Hoe hou je de ambitie hoog? In dit geval door middel van goede samenwerking tussen de verschillende stakeholders. In dit geval zijn dat gemeente Utrecht, hun stadsecoloog, ontwikkelaars en projectteams. Hou ze voor waarvoor ze het doen en laat ze realiseren wat ambitieverlies betekent. Ook toetsmomenten inbouwen om te bekijken: ‘Is die ambitie nog hoog genoeg?’ is belangrijk. We moeten het écht samen doen. Tot nu toe gaat het bij de ontwikkeling van Merwede heel goed. Laten we dit als voorbeeld zien voor de stad van de toekomst. Want dat er in steden wat moet veranderen voor de leefbaarheid is voor mij zo klaar als een klontje.

Als het Merwedelab niet had bestaan, hadden we deze opdracht niet gehad en was de kans groot dat de verschillende ontwikkelaars verschillende ecologische partijen betrokken hadden.

Waarom is de rol van Merwedelab belangrijk in deze ontwikkeling?
Ik vind het heel positief dat het Merwedelab in het leven geroepen is om nieuwe dingen te ontwikkelen en innovaties af te tasten. Het past heel erg past in deze tijd. We moeten blijven nadenken over wat we anders kunnen doen. En beter! Voor de wereld én ook voor de bouwsector. Als het Merwedelab niet had bestaan, hadden we deze opdracht niet gehad en was de kans groot dat de verschillende ontwikkelaars verschillende ecologische partijen betrokken hadden. Deze kans om dingen integraal en gezamenlijk aan te pakken voorkomt dat de eindoplossing een mozaïek aan verschillende ‘inpassingen’ wordt, waarbij het gehele systeem (lees: de wijk) niet centraal staat. Nu is het meer gecentraliseerd.