Groenblauwe klimaat-maatregelen die biodiversiteit bevorderen - KAN bouwen

Groenblauwe klimaat-maatregelen die biodiversiteit bevorderen

Verslag van de sessie met Robbert Snep (WUR) over het SIGS project tijdens het Congres Natuur en Water KAN in de Stad, door Ineke Weppelman.

Robbert Snep, ecoloog en onderzoeker aan de WUR, vertelt over het SIGS project (Succesvol Implementeren Groene Stadsontwikkeling), waarin de focus ligt op inzicht krijgen in stadsontwikkeling, en hoe groene ambities wél tot uitvoering kunnen komen. Snep gaat deze keer expliciet in op de vraag hoe groene klimaat-maatregelen een bijdrage aan biodiversiteit kunnen leveren.

De leerpunten van Robbert Snep

  • Ook als gestart wordt met groene ambities rolt er vaak een ‘standaardwijk’ met weinig functioneel groen uit een stadsontwikkelingsproces. Andere manieren van financieren, normeren en beheren kunnen dit voorkomen;
  • Er komen steeds meer groenblauwe normen en richtlijnen. Kijk niet naar de afzonderlijke doelen, maar combineer de verschillende doelstellingen;
  • Binnen maatregelencategorieën zijn er flinke verschillen in functionaliteit (bijvoorbeeld het verschil tussen een lichtgewicht sedumdak en een intensiever groendak);
  • Een deel van de baten van groen wordt niet meegewogen in besluitvormingsprocessen, waardoor onder andere het financiële plaatje scheef is;
  • Voor biodiversiteit is vooral de soortkeuze erg belangrijk. Welke soorten bieden voor een specifieke plek de meeste ecologische waarde?

De meerderheid van de aanwezigen bij deze sessie komt uit het bedrijfsleven of de (lokale) overheid. Ook zijn het IVN en enkele projectontwikkelaars en ontwerpers aanwezig. Aanwezigen hopen in deze sessie onder andere onderbouwing en toelichting te krijgen over maatregelen voor natuurinclusieve ontwikkeling, en een antwoord op de vraag in hoeverre het volstaat om normeringen en richtlijnen aan te houden.

Robbert Snep vertelt hoe de realisatie van stedelijke ontwikkeling vaak afwijkt van de mooie inspiratiebeelden die hiervoor gepresenteerd worden. Met een schematische weergave illustreert hij dat zelfs als er gestart wordt met groene ambities, er vaak alsnog een standaardwijk uit het stadsontwikkelingsproces komt rollen – met weinig functioneel groen. Om de groene ambities wél waar te kunnen maken, zijn een goede strategie en uitvoering nodig. Hier kunnen bijvoorbeeld andere manieren van financiering, normeringen en goed beheer bij helpen.

Combineer doelstellingen
Dat groen belangrijk is in de stad, onder andere om hitte en wateroverlast tegen te gaan, krijgt steeds meer erkenning. Om inzichten en richtlijnen breed toe te kunnen passen, is generalisatie waardevol. Er komen daarom steeds meer normen en richtlijnen, bijvoorbeeld voor wateroverlast (eisen aan minimale bergingscapaciteit), hitte (schaduwbedekking of afstand tot koele plekken), en voor biodiversiteit (verschillende gemeentes hanteren puntensystemen). Snep stelt voor om hierbij niet alleen te kijken naar afzonderlijke doelen, maar juist ook naar hoe verschillende doelen gecombineerd kunnen worden. Hoe kan ‘klimaatgroen’ bijvoorbeeld meerwaarde bieden voor biodiversiteit in de omgeving? Hiervoor presenteert Snep een aantal belangrijke bijdragen die klimaatgroen kan leveren:

  1. Het areaal van een bestaand biotoop vergroten: voorzien in meer oppervlak van het al aanwezige leefgebied;
  2. Toevoegen van ontbrekende ecologische functies, zoals nest- en schuilgelegenheid voor dieren;
  3. Nieuwe biotopen ontwikkelen, bijvoorbeeld door kruidenrijke ruigten en rietvegetaties in wadi’s;
  4. Veerkracht van biodiversiteit vergroten: bijvoorbeeld klimaatgroen dat bijdraagt aan verkoeling voor dieren (bomen) en het voorkomen van uitdrogen van bloemrijke (dak)vegetaties door onderliggende waterberging (belangrijk voor bestuivers) bij weersextremen als hitte, droogte en piekbuien;
  5. De natuur die afkomt op het klimaatgroen rondom de woning zorgt weer voor natuurbeleving in de directe leefomgeving.

“Maar op welke hoogte is een groendak nog functioneel?” wil een aanwezige projectontwikkelaar weten. Snep haalt als illustratie een groendak aan dat ruim 20 jaar geleden is gerealiseerd op het dak van de City Hall in Chicago. Het ligt op de 11e verdieping en lijkt vrij geïsoleerd, maar toch weten veel soorten het dak te vinden en ontstaat er een eigen systeem. De First Guide to Nature inclusive Design van Maike van Stiphout brengt mooi in kaart welke soorten op welke hoogtes voorkomen.

Let op verschillen in functionaliteit
Binnen maatregelencategorieën zoals groenblauwe daken zijn er al veel verschillen in functionaliteit, dat is belangrijk om in de gaten te houden. Zo levert een extensief, lichtgewicht sedumdak eigenlijk nauwelijks voordelen, terwijl intensievere groendaken zoals een smartroof een belangrijke meerwaarde kunnen leveren voor bijvoorbeeld biodiversiteit en waterberging.

Door een wetenschappelijk onderbouwd model inrichtingscenario’s te laten doorrekenen hebben Snep en zijn collega’s de baten voor klimaatadaptatie en biodiversiteit van groen in straten meer inzichtelijk gemaakt.

Op straatniveau kunnen verschillende klimaatgroen-maatregelen gelijktijdig worden ingezet, wat het complexer te beoordelen maakt dan op gebouwniveau. Door een wetenschappelijk onderbouwd model inrichtingscenario’s te laten doorrekenen hebben Snep en zijn collega’s de baten voor klimaatadaptatie en biodiversiteit van groen in straten meer inzichtelijk gemaakt.

Als voorbeeld laat Snep een straatprofiel zien gebaseerd op een drukke winkelstraat in Eindhoven: de Demer. Een variant met plantvakken levert nauwelijks koeling op, wel wat waterberging. Een kleine boom in het profiel in plaats van plantvakken levert wel iets aan koeling door de kleine schaduw van de boom, maar juist weer minder wateropvang. Een grotere boom levert meer koeling op, maar heeft wél voldoende wortelruimte nodig om deze grootte te bereiken. Ook meer wateropvang kan ondergronds opgelost worden als er bovengronds weinig ruimte is, bijvoorbeeld door het gebruik van retentiekratten onder bestrating. Zo’n technische oplossing levert echter geen voordelen op voor verkoeling of biodiversiteit. Zo zijn er veel verschillende opties met elkaar vergeleken.

Soortkeuze is belangrijk
Voor biodiversiteit is vooral de soortkeuze erg belangrijk: welke soorten bieden voor een specifieke plek de meeste ecologische waarde? Vaak is bij soortkeuze voornamelijk nog de esthetische waarde bepalend, dus hier valt winst te behalen.

Op een concluderende slide laat Snep verschillende opties zien van een startsituatie en hoe deze ‘opgeplust’ kan worden voor verkoeling, waterberging en biodiversiteit. De gemakkelijkste opties zijn het plaatsen van pergola’s voor verkoeling en bij aanleg voor ecologisch waardevolle soorten kiezen. Opties die meerdere doelen combineren en daarmee effectiever zijn, zijn bijvoorbeeld het aanleggen van voldoende groeiruimte zodat een boom groot kan worden (goed voor koeling en biodiversiteit) en het combineren van bomen met onderbeplanting (voor verkoeling en waterberging).

Q & A
De eerste vraag na de presentatie komt uit de ontwerphoek: kunnen de vuistregels uit de presentatie door heel Nederland toegepast worden?

Snep licht toe dat de ecologische en hydrologische omstandigheden altijd bepalen wat je waar kunt doen: het blijft altijd maatwerk. Maar de richting van de oplossing kan wel hetzelfde zijn voor verschillende locaties. En bedenk steeds: als je iets voor klimaat gaat doen, wat kun je dan ook voor biodiversiteit doen?

Een uitdaging uit de sociale hoek wordt benoemd door een aanwezige van de gemeente Haarlemmermeer: hoe krijg je bewoners mee? Een groot deel van de buitenruimte is in bezit en beheer van particulieren, en alleen maatregelen nemen in de openbare ruimte is niet genoeg. Snep erkent deze uitdaging. Het is een onderwerp dat onder andere aan bod komt in het project Prettig Groen Wonen, een ander project binnen de WUR.

En wat is er nu nodig om groene ambities te realiseren in stadsontwikkelingsprocessen? Levert alleen de input van betere kennis betere uitkomsten op, of is hier meer voor nodig? Snep legt uit dat er verschillende factoren meespelen. Een deel van de baten van groen wordt bijvoorbeeld niet meegewogen in besluitvormingsprocessen, waardoor onder andere het financiële plaatje scheefloopt.

Peter Klompen van de gemeente Alphen a/d Rijn vraagt zich af of er ook gekeken wordt naar groene ambities bij beheer en het financiële aspect hiervan. Er wordt hierbij vaak gekeken naar de korte termijn. Snep beaamt dit, hier wordt ook binnen het SIGS project aandacht aan besteed. De ontwikkeling van groen begint eigenlijk pas echt na oplevering van het ontwerp, dat maakt goed ecologisch beheer belangrijk. Toch ligt de focus in het SIGS project meer op partijen vooraan de stedelijke ontwikkeling, zoals ontwikkelaars, omdat in de eerste planfasen cruciale besluiten voor het groen worden genomen. Overkoepelend biedt het project praktische documenten, en inzichten in processen, factoren en partijen, te vinden op de projectwebsite.  

Download de presentatie van Robbert Snep

Op de website groenestadsontwikkeling.nl is meer informatie te vinden over het SIGS project, en nuttige informatie bij stadsontwikkelingsprocessen, zoals het praktische document ‘Aantrekkelijke koele plekken en routes’. Deze website wordt de komende tijd nog verder aangevuld en het project gaat in ieder geval nog een jaar door.