Dorps wonen in Leidsche Rijn
Verslag van de KAN excursie naar Utrecht Leidsche Rijn (Groene Steegjes en Rijnvliet) – door René Didde
In de giga-Vinex-wijk wordt nog steeds gebouwd. In het buurtje de Groene Steegjes heerst een dorpse kalmte en in het grotere Rijnvliet valt haast jaarrond te eten door insect en mens.
Over zo’n beetje de eerste VINEX-wijn Leidsche Rijn is veel gezegd en geschreven. De eerste paal werd geslagen door toenmalig premier Wim Kok in december 1997. De eerste woningen werden al opgeleverd in oktober 1998. Nu, bijna 27 jaar later komen er nog steeds woningen bij. Liefst 30 duizend woningen komen er, voor 100 duizend bewoners.

We staan op deze wat grijze en winderige middag in juni 2025 met een twintigtal medewerkers van gemeenten, adviesbureaus, architectenbureaus en projectontwikkelaars langs de kade van het Amsterdam-Rijnkanaal. Schepen tjoekeren voorbij langs de 84 energieneutrale woningen van de nieuwe buurt ‘Groene Steegjes’ in de wijk Leeuwesteyn. Het buurtje loopt licht omhoog richting een talud, en even later staan we op een enorme bloemenweide, bovenop het dak van de tunnel van de A2 die onder Leidsche Rijn doorloopt. In de bodem is uit de stad gecomposteerde groenafval verwerkt waaraan schimmels zijn toegevoegd, waardoor er meer water wordt opgevangen en er meer biodiversiteit is. Als je goed kijkt zie je in de verte de rode contouren van The Wall, in de verte rijden treinen over een spoorviaduct.

Het is het hart van Nederland, op een steenworp afstand van het drukke Utrecht. Toch waant de bezoeker zich in een dorp. We zien overal insectenhotels en kruisen een egelsnelweg. We staan op een openbaar toegankelijk polderdak boven een parkeergarage dat regenwater opvangt in kratten, minstens 48 uur vasthoudt en wat er dan nog eventueel overblijft, wordt in de bodem geïnfiltreerd van de gemeenschappelijke Groene Steegjes. Pas daarna mondt het overtollige regenwater uit in het hemelwaterriool van de gemeente. De appelboom barst van de appels en de planten op het polderdak zien er verzorgd uit en staan goed in het blad ondanks dit droge voorjaar.
Dorpse rust en beschutting
Maar het belangrijkste is: ondanks de grootstedelijke omgeving waan je je in een landelijke omgeving, inclusief de haast dorpse rust en beschutting. Het voelt niet alsof hier honderd woningen per hectare staan, terwijl dit toch ruim twee keer zoveel is als andere nieuwbouwprojecten. Waar de openbare ruimte de intimiteit geeft van de stegen van de ‘Utregse’ binnenstad, zijn de woningen zelf gebouwd met een knipoog naar de art-decostijl ervan. ‘De woningen bestaan voor een groot deel uit bovenwoningen waar vooral starters huizen’, zegt Sander de Wit van projectontwikkelaar Van Wanrooij. De benedenwoningen zijn ook geschikt voor ‘empty nesters’, die met het oog op de ouderdom iets kleiners en gelijkvloers zoeken. ‘Zeventig procent is ‘betaalbaar’, bij aanvang gemiddeld € 325.000 v.o.n, dertig procent is vrije sector, zoals het hoekpand daar met dat torentje, nu boven het miljoen’, zegt De Wit.

Er is één openbare straat die eigendom is van de gemeente, maar alle steegjes, die dwars daarop zijn georiënteerd, zijn eigendom van de VvE van de 84 eigenaars. ‘Zij onderhouden die ruimte heel nauwkeurig, inclusief de groene, meest sedumdaken, ook op de bergingen’, zegt De Wit. ‘Het functioneert.’ De bewoners kregen allemaal een regenton cadeau. Op één plek is de ton naar het groene dakje verhuisd, waardoor er zo te zien net iets groters groeit dan sedum. We lopen langs een iets hellend gemetselde muur waar, net zoals op de 220 meter lange muur in het Griftpark in de binnenstad varens moeten gaan groeien. Erg spectaculair is het nog niet, vooral als gevolg van het natte 2024 en het tot nog toe droge 2025.
De wijk werd behoorlijk klimaatadaptief en natuurinclusief, maar niet zozeer doordat de gemeente op dit vlak allerlei eisen stelde, zegt De Wit, even later op de fiets. ‘In de tenderuitvraag van de gemeente was sprake van een globale duurzaamheidsparagraaf. In onze indiening hebben wij daar voorstellen in gedaan. Maar elke concrete en verdergaande invulling ervan in de ontwerpfase, zoals de regenwateropvang, werd vervolgens wel door de gemeente getoetst, elke volgende stap opnieuw, tot en met de oplevering’, aldus de projectontwikkelaar. ‘Kortom, doen wat je belooft.’
In de gevelspouw tussen houtskelet en metselwerk, afgewisseld met ‘Resysta’ (een composiet van rijstvliesafval, steenzout en minerale olie, wat lijkt op hout) zijn op veel plaatsen nestkasten voor vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen aangebracht. Metselbijen bevolken de insectenhotels. ‘De parkeergarage heeft een vloer van gebruikte straatklinkers’, zegt De Wit. Hier en daar is er een hoekje af. Een andere intrigerende vorm van hergebruik is de kas op het polderdak, de trappen en de pergola’s. ‘Dat zijn allemaal oude metalen profielen die we hebben hergebruikt en gepoedercoat.’
Rijnvliet
Een steenworp verderop, aan de andere kant van de tunnel van de A2 ligt Rijnvliet, een veel groter ontwikkelingsplan van Gemeente Utrecht in samenwerking met Van Wanrooij. Het behoort met ruim1100 woningen tot het laatste grote onderdeel van Leidsche Rijn. Hier legt de gepensioneerde stadsecoloog Wim Horst uit dat de noordgrens van het Romeinse rijk, de Limes, hier dwars doorheen liep. ‘De Leidsche Rijn meanderde hier honderden meters breed langzaam naar zee’, zegt Horst, ‘en dat was heel anders dan deze rechtgetrokken stroom die vanaf de twaalfde eeuw is gevormd.’
Dat meanderen had als gevolg dat er in de bochten grof zand werd afgezet. ‘Op deze horsten’, zegt Horst, gingen mensen wonen en fruitbomen planten. Verderop ontstond veenweide en gingen ze koeien weiden. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden probeert met peilbeheer de waterstand zo natuurlijk mogelijk te houden.
Dieper wortelend gras, veel inheemse planten, geen bestrijdingsmiddelen. We hebben afspraken met onze groenbeheerders dat ze in drie fasen maaien.
Dat is nodig omdat de gemeente de groene openbare ruimte tussen de verschillende delen van Rijnvliet zo natuurlijk mogelijk beheert. ‘We willen geen groen asfalt (of grasfalt), maar streven naar jaarrond voedsel voor bijen en hommels. Dieper wortelend gras, veel inheemse planten, geen bestrijdingsmiddelen. We hebben afspraken met onze groenbeheerders dat ze in drie fasen maaien.’ Op intensief gebruikte groenstructuren en veldjes hanteert de gemeente het principe ‘voedsel onder het mes’. ‘Daar wordt zes keer per jaar gemaaid en laten we het maaisel liggen. Door deze voedselrijkdom ontstaat steviger gras. We laten plekken open zodat wilde bijen en hommels in de grond kunnen kruipen. Een mengsel van stinzenbollen zorgt hier in het vroege voorjaar voor extra voedsel’, zegt Horst, terwijl hij op een picknicktafel staat.

De groen-aannemers weten wat ze doen. De gemeente Utrecht sluit beheerscontracten met ze af voor een periode van 7 of 8 jaar. Ze werken vaak met een ‘Brielmaier‘, een apparaat waar Horst hoog over opgeeft. ‘Die maaier slaat het gras niet stuk, maar tilt het een beetje op en knipt het dan. Het is zeer geschikt voor schuine taluds en er vindt sneller herbegroeiing plaats.’
Voedselthema’s
Rijnvliet kent verschillende voedselthema’s. In het zuidelijk deel van de wijk gaat het om eetbare vruchten, in het midden is sprake van eetbaar blad, in het oosten eetbare noten en in het westen kun je eetbare bloemen plukken. We lopen over een boomkronenpad waar we beneden kinderen zien spelen. Er is daar ook een openlucht leslokaal van een basisschool.
Niet alle beplanting is inheems, vertelt Wim Horst. “We hebben bomen en planten die afkomstig zijn van Zuid-Zweden tot Zuid-Frankrijk, en dan de hele wereld rond.’ Deze variëteit maakt ze robuust tegen nattigheid, droogte en warmte. ‘Ook Chinese bomen leveren voedsel voor insecten en vogels.’ In de openbare ruimte is goed naar de keus van bomen gekeken, om ze een goede toekomst te gunnen. ‘Elzen op de natste, lage plekken, hazelaars op de tussendelen en zomereiken op de hoogste delen’, aldus Horst. Ook hier is met de vogels rekening gehouden. ‘Zangvogels komen in de winter aan voedsel door de proppen van de elzen te eten.’ Een pionierssoort als de wilg wordt kort gehouden. ‘Kinderen maken hutten van de wilgentakken.’
Vogeleiland
We fietsen langs een Vogeleiland waar geen enkel beheer plaatsvindt, behalve dat de bomen een keer in de zeven jaar worden gesnoeid en de gesnoeide takken langs de oevers in elkaar worden gevlochten. ‘Hoeven we het ook niet af te voeren’, zegt Horst. Hier is de blauw zwarte houtbij gesignaleerd, een spectaculaire, grote behaarde bij van enkele centimeters die paars kleurt in de zon.
Net als in de Groene Steegjes hebben de architecten van Van Wanrooij op veel plaatsen nestkasten voor vleermuizen en huismussen ingebouwd. ‘Hier zijn voor dat doel zelfs speciaal schoorstenen gemaakt’, wijst Sander de Wit. ‘Een puur architectonische element, met in de huizen ruimte tussen spouwen. Er kunnen kolonies ontstaan. Het is zo geconstrueerd dat de vleermuizen nooit de woning in kunnen.’
De rondleiding per fiets eindigt in een mini-wadi. ‘Werkt als een trein’, zegt Horst. ‘Het water blijft er mooi in staan en zakt binnen twee dagen de grond in. Het ‘voedsel onder het mes’ maakt dat er veel klaver staat en madeliefjes. ‘Ook laten we altijd wat brandnetels staan, prachtige waardplanten voor vlinders.’
(foto’s: May-lisa de Laat)