Marco te Brömmelstroet: word geen Bobo - KAN bouwen

Marco te Brömmelstroet: word geen Bobo

Verslag van de plenaire keynote van Marco te Brömmelstroet tijdens het congres KAN 2125 op 29 oktober – door René Didde

Alle deelnemers aan dit congres willen dat de woningen in Nederland meer natuurinclusief en klimaatadatief worden. We zien steeds meer richtlijnen, indicatoren, maatregelen en normen ontstaan die moeten helpen deze KAN-transitie werkelijkheid te laten worden. Maar kijk uit, waarschuwt Marco te Brömmelstroet. We kunnen met onze taal deze nieuwe werkelijkheid gaan beschrijven. Wees je er echter van bewust dat taal niet objectief is in de beschrijving.

‘Taal simplificeert de realiteit. De keuzes kunnen gaan knellen. Vaktaal heeft grote impact. Er kunnen plannen ontstaan die in de toekomst weliswaar alle nieuwe normen nakomen, maar aan geen enkele droom voldoen’, betoogt de hoogleraar Urban Mobility Futures aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Ik zal jullie ook vertellen dat jullie geen Bobo moeten zijn’, belooft hij in zijn intro.

Vrije uitloop of plofkind?
Hij begint met een voorbeeld uit zijn eigen omgeving. ‘Ik woon in Ede, in de nieuwe woonwijk op het oude Enka-terrein. Er staan daar 1300 woningen.’ Spiksplinternieuw en energiezuinig, inclusief het behoud van een aantal oude karakteristieke gebouwen, waaronder twee schoorstenen en een toegangspoort. ‘Ook de oude bedrijfskantine bleef over en die werd herbestemd als basisschool. Een goed plan! Het plan voldoet aan alle normen om 250 kinderen basisonderwijs te laten genieten. Zo meet het schoolplein 755 m². Precies 3 m² per kind. Een vrije uitloopkip heeft vandaag de dag intussen 4 m² buitenruimte’, zegt hij. ‘Hebben we nu op onze basisschool in Ede te maken met een plofkind-norm?’

De keuzes kunnen gaan knellen. Vaktaal heeft grote impact. Er kunnen plannen ontstaan die in de toekomst weliswaar alle nieuwe normen nakomen, maar aan geen enkele droom voldoen.

Normaalboom vs letterzetter
Zodra de mens iets nodig heeft en het wordt grootschalig, dan komt er beheer, ontstaat er vakjargon en normen die soms helemaal contraproductief worden, betoogt Te Brömmelstroet. ‘Een onbeheerd oerbos leverde indertijd hout. Omdat we steeds meer hout nodig hadden, ontstonden productiebossen, met een door Wageningse wetenschappers bedachte ‘bosboom’. Deze ‘normaalboom’ heeft optimale afmetingen en levert meer hout op dan oerbosbomen. Overal in Europa worden de bossen op deze wijze beheerd. Maar in de Härz zijn bossen de laatste jaren getroffen door één enkele keversoort, de letterzetter. Zestig procent van het bos is nu dood. Een oerbos levert meer hout.’

De medicalisering van de verkeerskunde
Ander voorbeeld, de straat. De straat was vroeger van niemand en dus van iedereen. Te Brömmelstroet: ‘Deze oerstraat was de restruimte tussen de huizen waar werd gehandeld, gespeeld, gelopen en met karren gereden. Tot de auto zijn intrede deed. Er vielen kinderdoden, we gingen de straat voortaan bewust ontwerpen. Het hele ontwerp van de stad werd planmatig gericht op efficiëntie.’

Tussen 1920 en 1930 ontstond zelfs een nieuwe discipline, de verkeerskunde, met een geheel nieuwe taal. De straat moest voortaan zoveel mogelijk ‘doorstroming’ opleveren. De metaforen betroffen een ziek menselijk lichaam, zegt de hoogleraar. ‘We gingen in plaats van naar het centrum naar het ‘hart’ van de stad. Op weg daarnaar toe, slibben de ‘aders’ dicht en ontstaat een ‘verkeersinfarct’. We krijgen elk half uur op de radio een filebericht. Maar net als in het productiebos wordt het probleem in de productiestraat niet opgelost. Er gaan vandaag twee mensen dood in het verkeer en er raken veertien mensen gewond. En morgen weer. En in het weekend een paar minder. Er zijn altijd op dezelfde tijd honderden kilometers file, maar 90 procent van de tijd is er een enorme overcapaciteit in de straat. En er wordt niet meer gehandeld op straat of ontmoet, laat staan dat je er vogeltjes hoort fluiten.’

Terug naar de wijk van de hoogleraar. ‘De ene norm is het gevolg van de andere. Want de plofkindernorm van het schoolplein grenst aan de parkeernorm in de wijk, 1,7 parkeerplaats per woning, dus 2200 parkeerplaatsen, vijf voetbalvelden in de wijk. Onder meer moeten 58 auto’s de 250 kinderen op de kiss&ride plek afzetten als de school begint en uitgaat, 1100 m². Dat is anderhalf keer zo groot als het schoolplein’.

Parijs als inspiratie
We moeten dus leren in een ander perspectief te denken. Zoals Anne Hidalgo als burgemeester van Parijs in de praktijk bracht. ‘De stad helen’ was haar parool. ‘Ze maakte van 300 drukke autostraten 300 loopstraten, liet in tientallen straten verharding verwijderen (‘rues de Jardins’) en herstructureerde 300 straten tot 300 schoolstraten. Op de beroemde ringweg periferique ging de snelheid van 100 km/u naar 80 km/uur. Het lawaai daalde spectaculair, de luchtkwaliteit verbeterde’, aldus de verkeersprofessor.

Oja, en waarom moeten we geen Bobo zijn? Marco te Brömmelstroet laat een filmpje zien van het hondje Bobo. Het dier staat binnenshuis voor een gesloten terrasdeur waar geen glas in zit. ‘Bobo, kom dan’, zegt het baasje. Bobo blijft echter met zijn pootje tegen het denkbeeldige glas duwen. ‘Kom toch, Bobo’, maar het beestje blijft hardnekkig met zijn pootje in het luchtledige bewegen. Bobo snapt de deur zonder glas niet. Te Brömmelstroet: ‘Soms is je gehechtheid aan een oud conceptueel raamwerk het enige dat vooruitgang in de weg staat.’

Download de presentatie van Marco Te Brömmelstroet

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.