Natuurinclusieve buurt is groener, aantrekkelijker en sociaal sterker - KAN bouwen

Natuurinclusieve buurt is groener, aantrekkelijker en sociaal sterker

Verslag van de online-bijeenkomst van de KAN Themagroep ‘Leren van natuurinclusieve projecten uit het verleden’ op dinsdag 15 december 2020

Hoe zien natuurinclusieve woonbuurten eruit die er al een tijdje zijn? Wat is er gedaan om de natuur te bevorderen en werkt dat? Wat kunnen bouwpartijen hiervan leren? Op verzoek van het KAN platform zijn Maike van Stiphout (DS Landschapsarchitecten), Robert Snep (WUR) en Jip Louwe Kooijmans (Vogelbescherming Nederland) op tournee gegaan langs twaalf natuurrijke woonprojecten die sinds de jaren ’90 zijn gerealiseerd.

Het blijkt te werken
De bezochte woonbuurten laten een brede waaier van natuurinclusieve maatregelen zien. Van nestkasten tot wadi’s en van groene daken tot inheemse beplanting. Het blijkt dat die maatregelen inderdaad bijdragen aan klimaatadaptatie en biodiversiteit. Bij dieren gaat het om de drie v’s: voedsel, veiligheid en voortplanting. Als we daar de juiste voorwaarden voor scheppen, volgen de soorten die er gebruik van maken. De buurten zijn natuurrijker en zien er aantrekkelijker uit dan een doorsneebuurt. Het is bovendien niet duurder dan anders. En als surplus dat bewoners meer betrokken zijn bij hun buurt en bij elkaar. In enkele buurten zijn opmerkelijk weinig verhuisbewegingen.

Bij dieren gaat het om de drie v’s: voedsel, veiligheid en voortplanting

Kennis
Voor bouwbedrijven is het echter een nieuw vakgebied. Het is daarom belangrijk de goede kennisbronnen aan te boren en adviseurs in te schakelen. Het is ook belangrijk om bewoners erbij te betrekken. De echte natuur ontstaat immers pas in de beheerfase en de natuur gedijt het beste als de bewoners er goed voor zorgen. En het blijkt dat als bewoners verantwoordelijk zijn voor beheer van de collectieve beplanting, de natuur het beter doet. Er ontstaat meer variatie.

Inheemse vegetatie en bestaand groen
In de meeste projecten is gekozen voor inheemse vegetatie. Dat is een belangrijke les. Inheemse vegetatie past beter bij de Nederlandse omstandigheden. Het slaat daardoor beter aan en het vormt een betere bron van voedsel voor vogels en insecten. In de projecten Eva Lanxmeer (Culemborg), Bosrijk (Eindhoven) en Achter ’t Holthuis (Twello) is bovendien volop gebruik gemaakt van beplanting die er al was. Die deed het goed en is het ook goed blijven doen.

Ecologische verbindingszone langs de spoorlijn

Aansluiten bij de omgeving
Het tweede punt dat opvalt is dat de buurten verbinding hebben gezocht met de omringende natuur. Ook dat is belangrijk, want daardoor worden de leefgebieden van dieren vergroot. De omgeving heeft al waarde, die je gratis kan meegeven aan het nieuwe project. Zo is er een ecologische verbinding gemaakt tussen Groot Holthuizen (Zevenaar) en de zone langs een spoorlijn. Soorten komen vanuit het buitengebied de wijk in. En andersom. Het aansluiten bij de omgeving is niet overal gelukt. Zo is de Kersentuin (Leidsche Rijn) een geïsoleerde, natuurrijke enclave middenin een grootschalig beheerde omgeving met relatief weinig natuurwaarde.

Weinig verharding, veel water
In de meeste wijken is veel bereikt door het beperken van terreinverharding en het vergroten van de mogelijkheden voor waterretentie. Bijvoorbeeld door parkeren op gras of op open verharding. Alle wijken zijn gemaakt in een tijd dat duurzaamheid vooral ‘milieu’ was. In het verlengde daarvan is overal goed nagedacht over water. Zonder water geen natuur. Regenwater is overal afgekoppeld en wordt via wadi’s afgevoerd naar retentievijvers. Op zandgrond is de droogte echter een steeds groter probleem aan het worden. Hier is het belangrijk om water vast te houden en te laten inzijgen in de ondergrond.

Zachte oevers
Oppervlaktewater is belangrijk voor natuurontwikkeling. Hierbij is het ook belangrijk dat dieren er goed gebruik van kunnen maken. Zachte oevers zijn daarbij essentieel. De wijk Zuidhoek (Nieuwkoop) laat beide kanten zien: zachte oevers met gras of stortstenen en harde oevers met beschoeiingen die voor veel soorten een onneembare barrière vormen.

Zachte oevers (links) zijn toegankelijk voor veel dieren. Harde oevers (rechts) alleen voor ratten.

Ruig gras
Hoe meer en hoe weelderiger de begroeiing, hoe beter. Maike pleit voor groene daken, klimplanten en gemengde hagen. Een gemengde haag biedt een rijker menu en een betere beschutting voor kleine dieren dan een strakgeschoren buxus. Gras biedt meer voedsel en veiligheid als het ruig is, dan wanneer het iedere week wordt gemaaid tot een strak gazon.

Hoe meer en hoe weelderiger de begroeiing, hoe beter.

Gemengde hagen in Rietoevers oost (Amsterdam) zijn schuilplek en voedselbron voor veel kleine dieren. Beter dan een haag met maar één soort.

Eigendom en beheer
Het is belangrijk dat een bouwpartij niet alleen de juiste voorwaarden voor flora en fauna schept, maar ook de betrokkenheid van de bewoners bij de natuurinclusieve buurt stimuleert. Ook daarvan zijn de twaalf projecten mooie voorbeelden. Verschillende projecten hebben een verkaveling met relatief kleine privétuinen en een navenant grote gemeenschappelijke tuin die mandelig is uitgegeven. In de Kersentuin (Leidsche Rijn) en Eva Lanxmeer (Culemborg) is ook het beheer van de openbare ruimte in het wijkje aan de bewoners overgedragen. Inclusief het daarvoor bestemde budget. Dat werkt in de bezochte projecten goed. Beheer door bewoners is in het algemeen kleinschaliger. Daardoor vinden meer vogels, insecten en andere dieren er hun habitat. De kosten (voor de gemeente) zijn gelijk, maar de natuurwaarde is veel groter. Met als toegift een sociaal sterke buurt.

Het onderzoek van Maike van Stiphout (DS Landschapsarchitecten), Robert Snep (WUR) en Jip Louwe Kooijmans (Vogelbescherming Nederland) wordt momenteel afgerond. In januari 2021 wordt het op deze website gepubliceerd.