Van excelsheet-ecologie naar een bioreceptieve stedelijke omgeving - KAN bouwen

Van excelsheet-ecologie naar een bioreceptieve stedelijke omgeving

Verslag van het KAN Café met Eric-Jan Pleijster (LOLA Landscape Architects) op 2 februari 2023 – door René Didde.

Landschapsarchitect Eric-Jan Pleijster is medeoprichter van bureau LOLA (Lost Landscapes) in  Rotterdam. Het bureau, met veertig medewerkers, tekende voor tal van opmerkelijke ontwerpen, zoals recentelijk het Bajeskwartier in Amsterdam. Kernpunten zijn een ‘georganiseerde wildernis’, dat wil zeggen geen ‘kijkgroen’ met strakke gazons en keurige perkjes, maar beplanting die ‘zijn eigen gang mag gaan, een beetje wild is en woekert.’

De van oorsprong Wageningse landschapsarchitect schuift aan in het maandelijkse praathuis van onbezoldigd cafébaas Coen van Rooyen (directeur WoningBouwersNL) en steekt direct van (natuurvriendelijke) wal. Hij gruwt van wat hij noemt ‘gemanicuurd groen’ met gemillimeterde gazons en steriele plantsoenen. ‘Beleving van natuur in de stedelijke omgeving zou meer centraal moeten staan’, zegt hij.

De lessen van Eric-Jan Pleijster

  • Natuurinclusief bouwen moet ook in bestaand, vaak zeer verhard stedelijk gebied waar veel mensen wonen, zoals in Rotterdam-West;
  • We moeten het natuurlijk systeem in stedelijk gebied activeren door de verharding open te breken;
  • Aanbestedingen voor natuurinclusief bouwen moeten niet uitsluitend over aantallen nestkasten en puntensystemen gaan. In plaats van deze ‘excel sheet-ecologie’ gaat het om de 5 V’s: voedsel, veiligheid, voorplanting, verplaatsen en variatie;
  • Alle gebieden die nu een nul of onvoldoende scoren op natuurinclusiviteit moeten verbeteren tot minimaal de basiskwaliteit natuur. En alle nieuwe plannen moeten boven de basiskwaliteit scoren.

Van Rooyen tapt de landschapsarchitect een fris glas water en vraagt hem naar zijn favoriete natuurmoment van de laatste weken. ‘Vorige week scheen in het Westen aan de kust de zon, in Rotterdam-west, waar ik woon, regende het, maar op de Utrechtse Heuvelrug lag er wel zo’n 15 centimeter sneeuw. Het gaf mij het gevoel van een winterwonderlandschap. Dat zou vaker mogen gebeuren, want dan hoeven we minder vaak naar het buitenland.’

Het tweede moment was eveneens een klimaatgerelateerde ervaring. ‘De langdurige regens van januari zorgden voor overlast, maar in het centrum van Almere stond de wadi en niet de parkeergarage vol water.’ Dat was niet alleen een fantastisch gezicht, maar ook een beloning voor de nieuwe manier van klimaatadaptief denken. ‘We moeten de stad namelijk meer ‘strategisch ontharden’. Dat wil zeggen steen, asfalt en beton uit de openbare ruimte weghalen waar het kan. Het water niet wegsluizen naar het riool, maar ter plaatse in de bodem vasthouden.’ Dat is goed voor het stedelijk grondwater, goed voor de natuur en een probaat middel tegen wateroverlast.

We moeten de ondergrond openen en zo de natuurlijke processen weer op gang brengen en hun gang laten gaan. We moeten met andere woorden geen gemillimeterde gazons, maar ‘condities’ ontwerpen.

Rewilding
Je moet de stedelijke natuur een handje helpen door een goed ontwerp, aldus Pleijster, die een rewilding-voorstander is. ‘Dan zorgt de natuur voor zichzelf.’ Natuurlijke ecosystemen die we vooral met het landelijk gebied associëren, zijn namelijk ook in de stad aanwezig. ‘Maar de bodem is er totaal bedekt met verharding! We moeten de ondergrond daarom openen en zo de natuurlijke processen weer op gang brengen en hun gang laten gaan.’ We moeten met andere woorden geen gemillimeterde gazons, maar ‘condities’ ontwerpen. ‘De verharding eruit, hoogteverschillen erin. En vervolgens niet elke twee weken maaien, maar twee keer per jaar.’

‘Ja, zo’n gemeentelijke groenbeheerder ziet je aankomen’, werpt Van Rooyen tegen. ‘Rommelig, klachten van omwonenden, een magneet voor zwerfvuil en ongedierte.’ Natuurinclusief ontwerpen in de stedelijke omgeving is een van de transities die we moeten doormaken, zo luidt Pleijsters antwoord. ‘Er is een wereld te winnen door bijvoorbeeld braakliggende terreinen te handhaven, of in een ontwerp mee te nemen, natuurvriendelijke oevers aan te leggen en bufferstroken ongemaaid te laten.’ Als voorbeeld toont de landschapsarchitect het Poelzone Park in de gemeente Westland. Het nogal doodse en monotone kassengebied is door het park nieuw leven ingeblazen. ‘Er zijn kassen verplaatst en in de vrijgekomen strook is ruimte gemaakt voor water, groen en groene verbindingen, natuurvriendelijke oevers, maar ook ‘kasachtige’ woningen, recreatie en vijf ‘beestenbomen’; gestapelde nestkasten voor vlinders, insecten en kleine vogels, met telkens bovenin een nestkast voor een toppredator, bijvoorbeeld een valkenpaar. 

Een puntenlijst is niet voldoende. Kijk ook naar de openbare ruimte. Iedere tender vereist een andere aanpak.

Eric-Jan Pleijster is als gezegd geen voorstander van aanbesteding met excelsheet-ecologie en presenteerblaadjes met aantallen nestkastjes. ‘Een puntenlijst is niet voldoende. Kijk ook naar de openbare ruimte. Iedere tender vereist een andere aanpak. Bied geen aantallen nestkastjes aan, maar verzorg een habitat waar flora en fauna de 5 V’s van voedsel, veiligheid, verplaatsen, voortplanten en variatie kunnen ontmoeten. De benadering moet van eendimensionaal naar ecologisch. Gebouw en stedelijk gebied moeten bioreceptief zijn, dat wil zeggen ontvankelijk en open voor natuur.’

Zorgelijk vindt Pleijster wel dat veel natuurinclusiviteit gaandeweg het ontwikkelproces sneuvelt of sterk wordt beperkt. Het wordt nog veel als luxe gezien. Het is tenslotte zijn overtuiging dat natuurinclusief bouwen niet in de eerste plaats de tanende stedelijke flora en fauna dient. ‘De hele stedelijke bevolking en niet alleen de happy few moet profijt trekken van de natuur, juist in de gebieden die nu versteend zijn, zoals in Rotterdam-West. Wat zou dat gebied winnen met een park, een wadi en bomenlanen. Het is aangetoond dat het gezonder, maar ook educatief en vormend is.’

Het belang van monitoren
Natuurinclusief bouwen zou nog aan invloed winnen als er meer harde resultaten als voordeel kunnen worden overlegd. ‘Daarom moeten we de effecten monitoren. Dat kan met sensoren, die registreren hoeveel mezen er in de nestkastjes zitten, maar dat kan ook door bewoners in te schakelen. Die kunnen via een app een bijdrage leveren. Is de kerkuil al terug, broeden ze, zijn er al jongen? Het helpt ook als ecologen bewoners meenemen op rondleidingen door hun buurt.’ En ook leuk: een natuurinclusief naambordje op de deurbel. Hier wonen Eric-Jan, zijn partner, hun kinderen en 10 meesjes. ‘Next Nature helpt de natuurbeleving bij bewoners te vergroten.’

Op de vraag of natuurinclusief bouwen naast of zelfs in natuurgebieden kan, antwoordt Pleijster ontkennend. ‘Natuurinclusief bouwen is geen ‘natuurgebied-natuur’. Dat is een aparte Europese opgave, die onder meer minder stikstofuitstoot en minder verdroging verordonneert. De oplossing ligt in schaalverkleining, meer natuurvriendelijke oevers en meer landschapselementen als hagen en heggen in het landelijk gebied.

En hoe luidt het advies aan Minister Hugo de Jonge van VRO, vraagt cafébaas Coen van Rooyen ten slotte. ‘Maak natuurinclusiviteit even belangrijk als de woningopgave, werk daarbij met habitats en ecosystemen in plaats van met puntenlijstjes en monitor de effecten, inclusief de gezondheidsvoordelen over meerdere jaren. Soms vind je vleermuizen pas na drie jaar in plaats van al na één jaar.’

Download Utrechtse bouwstenen voor natuurinclusief ontwerpen en bouwen – Achtergrondrapport voor de gidssoorten grote klokjesbij, huismus, egel, bittervoorn en kleine watersalamander (TAUW, 2021)

De volgende bijeenkomst van het KAN café is op donderdag 9 maart 13.00 met Jelle de Jong, algemeen directeur IVN.